Art. 3. § 1. Les travailleurs licenciés, exception faite du licenciement pour motif grave, visés à l'article 2, § 1, qui au moment de la cessation de leur contrat de travail et qui, pendant la période du 1 janvier 2011 au 31 décembre 2012 inclus, ont atteint l'âge de 56 ans ou plus et peuvent justifier d'un passé professionnel en tant que salarié(e) d'au moins 40 années et qui obtiennent pendant cette période le droit aux allocations de chômage légales, reçoivent une indemnité complémentaire comme visé à l'article 5, à charge du " Fonds de sécurité d'existence de la préparation du lin" .
Art. 3. § 1. De ontslagen werklieden, behalve om dringende reden, bedoeld in artikel 2, § 1, die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en tijdens de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012 56 jaar of ouder zijn en die op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een beroepsverleden van tenminste 40 jaar als loontrekkende kunnen rechtvaardigen en die gedurende deze periode recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoedingen, ontvangen een aanvullende vergoeding, zoals bedoeld in artikel 5, ten laste van het " Fonds voor bestaanszekerheid voor de vlasbereiding" .