6. Lorsqu'un État membre estime qu'un produit phytopharmaceutique autorisé par un autre État membre ne répond pas aux exigences visées à l'article 30, ou qu'il mettrait à mal les objectifs de son plan d'action national, et propose par conséquent de refuser l'autorisation, il en informe la Commission, les autres États membres et le demandeur.
6. Als een lidstaat van mening is dat een gewasbeschermingsmiddel dat door een andere lidstaat is toegelaten, niet kan voldoen aan de eisen in artikel 30 of zou ingaan tegen de doelstellingen van zijn nationaal actieplan, en bijgevolg voorstelt toelating te weigeren, stelt hij de Commissie, de andere lidstaten en de aanvrager hiervan in kennis.