— En cas de décès du parent qui soit n'exerce pas l'autorité parentale sur l'enfant, soit ne vivait pas avec le parent social au moment de l'introduction de la demande de parentalité sociale mais qui exerçait conjointement avec lui l'autorité parentale, le parent survivant et le parent social peuvent demander conjointement sur la base des articles 387sexies et suivants et conformément aux conditions prévues par ceux-ci l'octroi de la parentalité sociale visée au chapitre II, étant entendu que l'article 387sexies, § 2, 5º, n'est pas d'application».
— Ingeval van overlijden van de ouder die hetzij niet het ouderlijk gezag uitoefent over het kind hetzij niet samenleefde met de zorgouder op het ogenblik van het indienen van het verzoek tot zorgouderschap maar er gezamenlijk het ouderlijk gezag mee uitoefende, kunnen de overlevende ouder en de zorgouder gezamenlijk op grond van en overeenkomstig de voorwaarden van artikel 387sexies en volgende verzoeken om de toekenning van het zorgouderschap bedoeld in hoofdstuk II met dien verstande dat artikel 387sexies, § 2, 5º, niet van toepassing is».