La jurisprudence de la Cour de cassa
tion a longtemps pu laisser penser aux communes qu'un règlement déterminant, pour un exercice d'imposition donné, le taux de la taxe additionnelle à l'impôt des personnes
physiques pouvait, sans pour autant porter atteinte à l'interdiction d'adopter un règlement communal rétroactif, entrer en vigueur alors que la période imposable correspondant à cet exercice d'imposition - c'est-à-dire la période au cours de laquelle sont recueillis les revenus qui constituent la base imposable de cette taxe - étai
...[+++]t déjà achevée (Cass., 29 juin 1998, Pas ., 1998, I. , n° 349; Cass., 8 juin 2006, R.G. n° F.03.0054.N).
De rechtspraak van het Hof van Cassatie vermocht de gemeenten lange tijd te laten denken dat een reglement dat voor een welbepaald aanslagjaar het tarief van de aanvullende belasting op de personenbelasting vaststelt in werking kon treden, zonder daarom afbreuk te doen aan het verbod om een retroactief gemeentereglement aan te nemen, terwijl de belastbare periode die met dat aanslagjaar overeenstemt - dit wil zeggen de periode tijdens welke de inkomsten werden verkregen die de belastbare grondslag van die belasting vormen - reeds was voltooid (Cass., 29 juni 1998, Pas., 1998, I. , nr. 349; Cass., 8 juni 2006, A.R. nr. F.03.0054.N).