Lorsqu'il a instauré le bref délai de prescription de cinq ans à l'article 198, § 1, quatrième tiret, du Code des sociétés, le législateur avait l'intention de ne pas laisser les administrateurs de sociétés trop longtemps dans l'incertitude concernant leur éventuelle responsabilité pour des fautes commises dans l'exercice de leur mandat.
Met het instellen van de korte verjaringstermijn van vijf jaar in artikel 198, § 1, vierde streepje, van het Wetboek van vennootschappen was het de bedoeling van de wetgever de bestuurders van vennootschappen niet te lang in de onzekerheid te laten omtrent hun eventuele aansprakelijkheid voor fouten begaan in de uitoefening van hun opdracht.