Art. 6. Est réputé incompatible avec la qualité de membre du Comité, l'exercice par le membre, par personne interposée ou intermédiaire de tout emploi, fonction, mandat, même gratuit :
Art. 6. Wordt geacht onverenigbaar te zijn met de hoedanigheid van lid van het Comité, de uitoefening door het lid, door een vertegenwoordiger of een tussenpersoon, van elke betrekking, functie, mandaat, zelfs onbezoldigd :