Par dérogation à l'article 61,2 alinéa de la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de l'Etat fédéral, le Ministre de la Défense est autorisé à utiliser les recettes réalisées à partir de 2002 provenant des ventes de bois dans les domaines qui font partie du patrimoine immobilier confié à sa gestion, perçues et imputées au profit du fonds budgétaire 16.4 pour le remploi des recettes provenant de prestations effectuées contre remboursement, de l'aliénation de matériel, de matières ou de munitions excédentaires et de l'aliénation de biens immeubles faisant partie du patrimoine confié à la gestion du Ministre de la Défense.
In afwijking van artikel 61, alinea 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de Federale Staat, wordt de Minister van Defensie ertoe gemachtigd de vanaf 2002 gerealiseerde ontvangsten te gebruiken voorvloeiend uit de verkoop van houtkappingen op de domeinen die deel uitmaken van het aan zijn beheer toevertrouwd onroerend patrimonium, geïnd en aangerekend op het begrotingsfonds 16.4 voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit prestaties tegen betaling, de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren of munitie en uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Defensie toevertrouwde patrimonium.