La motivation de l'arrêt a quo fait apparaître que la question préjudicielle est adressée à la Cour compte tenu de ce que celle-ci, dans l'arrêt n° 4/2007 du 11 janvier 2007, a jugé que, la peine de travail étant plus sévère que l'amende et le juge statuant sur l'opposition ne pouvant aggraver la situation de l'opposant, la loi du 17 avril 2002 instaurant la peine de travail comme peine autonome en matière correctionnelle et de police viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'elle omet de permettre au prévenu qui a été condamné à une peine d'amende de solliciter, sur opposition, qu'une peine de travail soit prononcée.
Uit de motivering van het verwijzingsarrest blijkt dat de prejudiciële vraag die aan het Hof wordt gesteld, rekening houdt met het feit dat het Hof in het arrest nr. 4/2007 van 11 januari 2007 heeft geoordeeld dat, aangezien de werkstraf zwaarder is dan de geldboete en de rechter die uitspraak doet op verzet de situatie van de verzetdoende partij niet mag verzwaren, de wet van 17 april 2002 tot invoering v
an de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en politiezaken de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij de beklaagde die is veroordeeld tot een geldboete niet in staat stelt op verzet te vragen dat een we
...[+++]rkstraf wordt uitgesproken.