Dès lors qu'il n'y a pas lieu d'annuler le décret du 15 juillet 1997, les parties requérantes susdites ont, pour les motifs exposés au B.1.3 de l'arrêt n° 128/98, perdu définitivement leur intérêt à l'annulation des articles 48 et 56, alinéas 3 et 4, du Code des droits de succession, modifiés par les décrets des 20 décembre 1996 et 15 avril 1997.
Nu er geen aanleiding is tot vernietiging van het decreet van 15 juli 1997 hebben de verzoekende partijen hun belang bij de vernietiging van de artikelen 48 en 56, derde en vierde lid, van het Wetboek der successierechten, zoals gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 15 april 1997, om de redenen uiteengezet in B.1.3 van het arrest nr. 128/98 definitief verloren.