La Cour est interrogée sur la différence de traitement qui existe, en ce qui concerne les frais exposés par l'Etat et par le prévenu, entre les parties civiles succombantes, selon que l'action pénale est portée, après dépôt d'une plainte et constitution de partie civile, devant le juge d'instruction, devant le tribunal correctionnel ou devant la cour d'assises, la cour d'assises étant la seule qui dispose, conformément à l'article 350 du Code d'instruction criminelle, d'un pouvoir d'appréciation lui permettant de condamner ou non la partie civile aux frais.
Het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling dat ten aanzien van de door de Staat en de beklaagde gemaakte kosten bestaat onder de burgerlijke partijen die in het ongelijk worden gesteld, naargelang de strafvordering, na klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, wordt gebracht voor de correctionele rechtbank, dan wel het hof van assisen, waarbij enkel het hof van assisen, overeenkomstig artikel 350 van het Wetboek van strafvordering, over een beoordelingsbevoegdheid beschikt om de burgerlijke partij al dan niet in de kosten te veroordelen.