2 ter. Les États membres prévoient que lorsqu’une quantité substantielle d'exemplaires d’une œuvre ou de tout autre objet protégé a été saisie ou fait l’objet d’une requête pour atteinte à un droit, la preuve établie sur la base d’un échantillonnage raisonnable de tels exemplaires ou de tels objets permettra de présumer, jusqu’à preuve du contraire, que tous ces exemplaires ou articles :
2 ter. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een aanzienlijke hoeveelheid exemplaren van een werk of van enig ander beschermd object in beslag is genomen of voorwerp vormt van een verzoekschrift wegens inbreuk op een recht, het bewijs dat is geleverd op grond van een redelijke monstercollectie van deze exemplaren of deze objecten de aanname mogelijk maakt, tot bewijs van het tegendeel, dat al deze exemplaren of artikelen: