9. Le raisonnement tenu à partir du texte de la Constitution et tendant à démontrer que la présidence ou la vice-présidence d'un tribunal de première insta
nce est bien (et ne peut être autre chose qu') une « place » au sens de l'article 152, alinéa 2, et que, dès lors, le retrait de cette fonction constitue un « déplacement » aux termes de l'article 152, alinéa 3, peut, à notre avis, s'appliquer de la même manière à toutes les pe
rsonnes qui ont été nommées par le Roi à une des fonctions visées par l'article 151, §
...[+++] 5, en projet, tels par exemple les présidents des tribunaux de commerce et du travail ou les premiers présidents et présidents des cours du travail.9. De op de tekst van de Grondwet gegronde redenering, die tracht aan te tonen dat het voorzitterschap of het ondervoorzitterschap van een rechtbank van eerste aa
nleg wel degelijk (en noodgedwongen) een « ambt » is in de zin van artikel 152, tweede lid, en dat, bijgevolg, de onttrekking van dat ambt een « overplaatsing » is in de zin van artikel 152, derde lid, kan, volgens ons, op dezelfde wijze worden toegepast op alle personen die door de Koning benoemd zijn tot een van de in het ontwerp van artikel 151, § 5, bedoelde ambten, zoals bijvoorbeeld de voorzitters van de rechtbanken van koophandel en van de arbeidsrechtbanken, of de eerste
...[+++] voorzitters en de voorzitters van de arbeidshoven.