3. L'article 4, 1°, de la loi du 6 juillet 1976 sur la répression du travail frauduleux à caractère commercial ou artisanal et l'article 19, § 1, 1°, de la loi du 15 mai 2007 relative à la répression de la contrefaçon et de la piraterie de droits de propriété intellectuelle, interprétés en ce sens que l'autorisation accordée par le juge de police ne doit pas être motivée, violent-ils les articles 10, 11 et 17 de la Constitution, combinés avec l'article 6.1 de la Convention européenne des droits de l'homme ?
3. Schenden artikel 4, 1°, van de wet van 6 juli 1976 tot beteugeling van het sluikwerk met handels- of ambachtskarakter en artikel 19, § 1, 1°, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de bestraffing van namaak en piraterij van intellectuele eigendomsrechten in die zin geïnterpreteerd dat de door de politierechter verleende machtiging respectievelijk toestemming niet dient te worden gemotiveerd, de artikelen 10 en 11 en 17 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen [lees : met artikel] 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ?