En réponse à une observation formulée par le Conseil d'Etat, l'on peut faire remarquer que l'article 8, alinéa 2, constitue la transposition de l'article 4, paragraphe 3, alinéas 2 et 3, de la Directive, lequel exige des dirigeants du dépositaire une expérience « eu égard au type d'OPCVM à gérer »; l'expérience est donc requise pour un sous-type d'organisme de placement collectif répondant aux conditions de la Directive (par exemple, pour un organisme dont la politique de placement implique l'usage fréquent de dérivés).
In antwoord op een bemerking van de Raad van State kan worden opgemerkt dat artikel 8, tweede lid, de omzetting vormt van artikel 4, lid 3, alinea 2 en 3, van de Richtlijn, dat ervaring van de bestuurders van de bewaarder vergt « met betrekking tot het type icbe dat zij moeten beheren »; de ervaring wordt dus vereist voor een sub-type van een instelling voor collectieve belegging die beantwoordt aan de Richtlijn (bijvoorbeeld een instelling waarvan het beleggingsbeleid een veelvuldig gebruik van derivaten impliceert).