Si, au cours de la campagne électorale de 1979, quelqu’un avait déclaré que le 1er mai 2004, les États membres de l’Union européenne engloberaient trois nations auparavant occupées par l’Union soviétique - à savoir, l’Estonie, la Lettonie et la Lituanie -, les États du P
acte de Varsovie de Pologne, de République tchèque, de Slovaquie et de Hongrie, une partie de la Yougoslavie communiste, sans parler de Malte et de Chypre - qui, nous l’espérons, sera très bientôt un pays unifié -, nous aurions probablement dit alors que c’était une vision formidable, un beau rêve et un grand espoir mais que nous craignions que cette vision, ce rêve, cet
...[+++]espoir - même si nous le désirions du plus profond de notre cœur - ne se concrétise pas de notre vivant.Als iemand tijdens de verkiezingscampagne in 1979 had gezegd dat op 1 mei 2004 drie door de Sovjet-Unie bezette naties – te weten Estland, Letland en Litouwen – de Warschaupact-landen Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije en Hong
arije, een deel van communistisch Joegoslavië, namelijk Slovenië, alsmede Malta en Cyprus – wij hopen dat Cyprus spoedig een verenigd land zal zijn –, deel zouden uitmaken van de Europese Unie, zou onze reactie waarschijnlijk hebben geluid: "Dat is een fraai toekomstbeeld, een mooie droom en een zeer hoopvolle boodschap, maar we vrezen dat het er tijdens ons leven niet van zal komen, hoezeer we het ook zoude
...[+++]n willen".