Par la seconde question préjudicielle dans l'affaire n° 4463, la Cour de cassation demande si l'article 235ter, § 2, alinéa 3, du Code d'instruction cr
iminelle, tel qu'il était rédigé avant sa modification par la loi précitée du 16 janvier 2009, est compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution, combinés avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme et avec l'article 14 du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, dès lors que cet article 235ter, § 2, alinéa 3, ne prévoyait pas que la catégorie de personnes faisant l'objet de la méthode particulière de recherche de l'observation puisse -
...[+++] en vue d'un contrôle de la régularité de cette méthode particulière de recherche - obtenir une copie du dossier répressif et qu'il énonçait que cette catégorie ne dispose que d'une période de 48 heures pour consulter le dossier répressif, alors que la catégorie de personnes faisant l'objet d'une même violation grave de leur vie privée, comme dans le cas d'une ordonnance de perquisition ou d'une ordonnance d'écoute téléphonique, peut, elle, en contrôler la régularité à la lumière d'une copie du dossier répressif et dispose pour ce faire d'une période de plus de 48 heures.Met de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 4463 vraagt het Hof van Cassatie of artikel 235ter, § 2, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, in de redactie ervan vóór
de wijziging bij de voormelde wet van 16 januari 2009, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, nu dat artikel 235ter, § 2, derde lid, niet bepaalde dat de categorie van personen die het voorwerp van de bijzondere opsporingsmethode observatie is, een kopie van het straf
...[+++]dossier kan verkrijgen - met het oog op een controle van de regelmatigheid van die bijzondere opsporingsmethode - en stelde dat die categorie slechts over een periode van 48 uren beschikt om inzage van het strafdossier te nemen, terwijl de categorie van personen die het voorwerp van een even ingrijpende schending van hun privéleven is, zoals in het geval van een beschikking tot huiszoeking of een beschikking tot telefoontap, wel de regelmatigheid daarvan kunnen toetsen aan de hand van een kopie van het strafdossier en daarvoor over een langere periode dan 48 uren beschikken.