b) les différends découlant d'une allégation de l'État chercheur que l'État côtier n'exerce pas, dans le cas d'un projet particulier, les droits que lui confèrent les articles 246 et 253 d'une manière compatible avec la Convention sont soumis, à la demande de l'une ou l'autre partie, à la conciliation selon la procédure prévue à la section 2 de l'annexe V, étant entendu que la commission de conciliation ne doit mettre en cause ni l'exercice par l
'État côtier de son pouvoir discrétionnaire de désigner des zones spécifiques, tel qu'il est prévu à l'article 246, paragraphe 6, ni l'exercice de son pouvoir discrétionnaire de refuser son conse
...[+++]ntement conformément au paragraphe 5 du même article.
b. Een geschil dat voortkomt uit de aanvoering door de onderzoek verrichtende Staat, dat de kuststaat zijn rechten krachtens de artikelen 246 en 253 met betrekking tot een bepaald project niet uitoefent op een manier die verenigbaar is met dit Verdrag, wordt op verzoek van een van de partijen onderworpen aan conciliatie krachtens Bijlage V, afdeling 2, mits de conciliatiecommissie er niet bij betrekt de uitoefening door de kuststaat van zijn bevoegdheid bepaalde gebieden aan te wijzen zoals is voorzien in artikel 246, zesde lid, of van zijn bevoegdheid om toestemming te weigeren overeenkomstig artikel 246, vijfde lid.