Il ressort des travaux préparatoires du décret du 5 avril 1995 que le législateur décrétal a voulu, en principe, « séparer » le contrôle du respect de la législation environnementale et les « instruments de police », qui consistent notamment en des mesures administratives, des amendes administratives et des sanctions pénales, pour pouvoir ainsi « souligner le but préventif du contrôle, qui est d'éviter que des infractions et des délits environnementaux soient commis » (Doc. parl., Parlement flamand, 2006-2007, n° 1249/1, p. 12).
Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 5 april 1995 blijkt dat de decreetgever het toezicht op de naleving van de milieuwetgeving in beginsel heeft willen « scheiden van de handhavingsinstrumenten », onder meer bestaande uit bestuurlijke maatregelen, bestuurlijke geldboeten en strafsancties, om aldus « de preventieve rol [te kunnen] onderstrepen die van het toezicht uitgaat, namelijk voorkomen dat er milieu-inbreuken en milieumisdrijven worden begaan » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2006-2007, nr. 1249/1, p. 12).