Quant à la seconde branche du moyen, la Cour observe que, contrairement à ce que soutient la partie requérante, les accords de coopération n'entendaient pas privilégier une méthode thérapeutique plutôt qu'une autre, ayant, au contraire, le souci d'encourager une politique globale et cohérente en matière de traitement et de prévention de la délinquance sexuelle (B.3.3) dont il n'appartient pas à la Cour d'apprécier l'opportunité.
Wat het tweede onderdeel van het middel betreft, merkt het Hof op dat, in tegenstelling tot wat de verzoekende partij betoogt, de samenwerkingsakkoorden niet beoogden een bepaalde therapeutische methode te bevoorrechten ten opzichte van een andere, aangezien zij daarentegen de zorg vertolken om op het vlak van behandeling en preventie van seksuele delinquentie een algeheel en coherent beleid aan te moedigen (B.3.3), waarbij het niet aan het Hof toekomt de opportuniteit ervan te beoordelen.