Le pouvoir reconnu à l'autorité de régulation nationale par l'article 37, paragraphe 4, précité est proche de son pouvoir d'enquête et suppose dès lors que les entreprises puissent bénéficier de garanties comparables à celles prévues notamment par l'article 1 du règlement (CE) n° 1206/2001 du Conseil du 28 mai 2001 relatif à la coopération entre les juridictions des Etats membres dans le domaine de l'obtention des preuves en matière civile ou commerciale.
De bij het voormelde artikel 37, lid 4, aan de nationale regulerende instantie toegekende bevoegdheid is verwant met haar onderzoeksbevoegdheid en veronderstelt bijgevolg dat de ondernemingen waarborgen kunnen genieten die vergelijkbaar zijn met die welke met name zijn bepaald in artikel 1 van de verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken.