a. le conjoint de l'affilié, sauf s'il est divorcé ou judiciairement séparé de corps et de biens, ou le cohabitant légal, sauf lorsqu'il a été mis fin à la cohabitation selon la procédure légale (par "cohabitation légale", il faut entendre : la situation de vie commune de deux personnes ayant fait une déclaration de cohabitation légale au moyen d'un écrit remis contre récépissé à l'officier de l'état civil du domicile commun);
a. de echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene, behalve indien hij uit de echt of gerechtelijk van tafel en bed gescheiden is, of de wettelijk samenwonende, behalve indien aan de samenwoning een einde is gemaakt volgens de wettelijke procedure (onder "wettelijke samenwoning" wordt verstaan : de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs werd overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats);