Lorsqu'ils soumettent des projets de programmes de coopération transfrontalière, les États membres peuvent demander, dans des cas dûment justifiés et afin d'assurer la cohérence des zones transfrontalières, que des régions de niveau NUTS 3 autres que celles énumérées dans la décision visée au deuxième alinéa soient ajoutées à une zone de coopération transfrontalière donnée.
Bij de indiening van ontwerpprogramma's voor grensoverschrijdende samenwerking kunnen de lidstaten er, in naar behoren gemotiveerde gevallen en met het oog op het waarborgen van de samenhang van grensoverschrijdende gebieden, om verzoeken dat andere regio's van NUTS-niveau 3 dan deze die zijn opgenomen in het in de tweede alinea bedoelde besluit, worden toegevoegd aan een gegeven gebied voor grensoverschrijdende samenwerking.