Il s'ensuit en l'espèce que l'article 366, § 2, 6°, du Code judiciaire doit être interprété en ce sens que les règles inscrites à l'article 14, § 3, de l'arrêté royal du 29 juin 1973, tel qu'il était applicable au moment de la sanction et de la promulgation par le Roi du texte adopté par le Parlement de l'article 366 attaqué du Code judiciaire (25 avril 2007), sont d'application pour le calcul de l'ancienneté des référendaires près les cours d'appel, les cours du travail et les tribunaux.
Dit brengt te dezen met zich mee dat artikel 366, § 2, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek dient te worden geïnterpreteerd in die zin dat de regels vervat in artikel 14, § 3, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973, zoals van toepassing op het ogenblik van de bekrachtiging en de afkondiging door de Koning van de door het Parlement aangenomen tekst van het bestreden artikel 366 van het Gerechtelijk Wetboek (25 april 2007), van toepassing zijn voor de berekening van de anciënniteit van referendarissen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven en de rechtbanken.