Bien que cette dernière disposition protège les créances en tant qu'intérêts patrimoniaux pour autant qu'il existe une espérance légitime de voir reconnaître par le juge le caractère régulier de ces créances, celle-ci n'exige pas que, lorsque la personne lésée par une infraction se constitue partie civile, le juge pénal se prononce sur le bien-fondé de cette plainte.
Ofschoon de laatstgenoemde bepaling schuldvorderingen als patrimoniale belangen beschermt voor zover er een gewettigde hoop bestaat dat de rechter het rechtmatig karakter van die vorderingen zal erkennen, vereist ze niet dat, wanneer de benadeelde van een misdrijf zich burgerlijke partij stelt, de strafrechter zich over de gegrondheid van die klacht uitspreekt.