3° lorsque, comparées au nombre de périodes-élèves pondérées de référence, les périodes-élèves pondérées d'un établissement se situent au-delà de l'intervalle de neutralisation d'évolution, sa dotation est revue à la hausse, à condition que le mécanisme prévu au 2° dégage un disponible en périodes de dotation.
3° wanneer, vergeleken met het aantal gewogen referentie-lestijden-leerling, de gewogen lestijden-leerling van een inrichting zich situeren boven het evolutie-neutralisatie-interval, wordt haar dotatie vermeerderd, op voorwaarde dat het in 2° bedoelde mechanisme een beschikbare dotatieperiode vrijmaakt.