Les États membres devraient examiner dans quelle mesure des tâches de prévention et de contrôle de la criminalité organisée pourraient, dans le respect des principes fondamentaux de leur ordre juridique et de leurs politiques internes, être exécutées, aux niveaux national, régional et local, par des organismes non publics.
De lidstaten moeten bezien of taken met betrekking tot de voorkoming en bestrijding van de georganiseerde criminaliteit niet kunnen worden uitgevoerd door niet-overheidslichamen op nationaal, regionaal en lokaal niveau, een en ander in overeenstemming met de grondbeginselen van hun rechtssysteem en intern beleid.