Ainsi, le Conseil d’Etat indiquait que le système proposé de dispositions contraignantes « risque, à terme, d’imprimer à l’ensemble du régime des indemnités de licenciement ou de rupture une tendance aboutissant à rapprocher celles perçues par les employés supérieurs de celles fixées forfaitairement par la loi pour les employés inférieurs et de conduire, ce faisant, à une révision à la baisse des préavis de tous les supérieurs qu’ils soient convenus entre les parties ou soumis au contrôle du juge, voire de ceux prévus légalement pour les employés inférieurs».
Zo stelde de Raad van State dat het voorgestelde systeem van dwingende bepalingen “.op termijn heel het stelsel van vergoedingen voor ontslag of voor het verbreken van de overeenkomst [kan] duwen in een richting waarbij de vergoedingen die de hogere bedienden krijgen dichter aansluiten bij die welke forfaitair bij wet zijn vastgesteld voor de lagere bedienden en zodoende leiden tot een neerwaartse aanpassing van de opzeggingen van alle hogere bedienden, ongeacht of ze bedongen z
ijn tussen partijen, dan wel vallen onder de toetsing van de rechter en zelfs van de opzeggingen waarin overeenkomstig de wet wordt voorzien voor de lagere bedien
...[+++]den”.