L'inscription d'une hypothèque légale par le fisc au cours de la période sursitaire d'une procédure de réorganisation judiciaire a pour effet, non d'ériger l'administration fiscale en créancier privilégié au moment où il y est procédé, mais de lui conférer ce rang au terme de la procédure et ne permettre aux créanciers qui ne disposent pas d'un tel privilège d'être en situation de concours, qu'une fois le fisc désintéressé.
De inschrijving van een wettelijke hypotheek door de fiscus tijdens de periode van opschorting van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft niet tot gevolg dat de belastingadministratie tot bevoorrechte schuldeiser wordt verheven op het ogenblik waarop daartoe wordt overgegaan, maar wel dat haar die rang na afloop van de procedure wordt verleend en dat aan de schuldeisers die niet over een dergelijk voorrecht beschikken, pas de mogelijkheid wordt geboden zich in een situatie van samenloop te bevinden zodra de fiscus is voldaan.