Cet arrêt, qui fait suite à un recours dirigé contre la législation allemande, en l'occurrence la loi du 13 août 1968 portant restriction du secret de la correspondance, des envois postaux et des télécommunications, permet notamment d'appréhender la position de la Cour sur ce type de mesures de surveillance au regard de l'article 8, 2º, de la Convention.
Dit arrest, dat een uitvloeisel is van een beroep dat was ingesteld tegen de Duitse wetgeving, namelijk tegen de wet van 13 augustus 1968 met betrekking tot de beperking van het correspondentiegeheim, van postzendingen en van telecommunicatie, laat ons toe om het standpunt van het Hof te kennen inzake de bewakingsmaatregelen met betrekking tot artikel 8, 2º, van het Verdrag.