criminelle (1), le Conseil d'État s'était interrogé sur les raisons qui justifieraient que l'on ne tienne pas compte de la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme pour la procédure devant la cour d'assises, dès lors que le législateur avait, par la loi du 30 juin 2000, abrogé la procédure par contumace et l'avait remplacée par une procédure de jugement par défaut et d'opposition (articles 381 à 385 du Code d'instruction criminelle).
Wetboek van strafvordering (1), vroeg de Raad van State zich af waarom geen rekening werd gehouden met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens wat de procedure voor het hof van assisen betreft, vooral omdat de wetgever bij de wet van 30 juni 2000 de procedure bij weerspannigheid heeft afgeschaft en vervangen door een procedure waarbij vonnis wordt gewezen bij verstek en op verzet (artikelen 381 tot 385 van het Wetboek van strafvordering).