Pourtant, comme le montre le projet de Rapport conjoint sur l'inclusion [13], les groupes les plus désavantagés connaissent des problèmes de santé plus nombreux et plus importants : par exemple, 16 % du quintile de revenu inférieur déclarent être en mauvaise santé, contre 7 % du quintile supérieur [14].
Zoals uit het ontwerp voor het Gezamenlijk verslag inzake integratie [13] blijkt, kennen de meest benadeelde groepen echter meer en grotere gezondheidsproblemen: zo verklaart 16% van het laagste inkomenskwintiel een slechte gezondheid te hebben, tegen 7% van het hoogste kwintiel [14].