Le Conseil d'Etat se demande d'autre part si la locution « dans la mesure où [ils/elles] », à la fin des 1° à 4° du paragraphe 2, a le sens du pronom relatif « qui », auquel cas mieux vaudrait utiliser ce dernier, ou un sens différent, qu'il conviendrait alors d'expliciter dans le rapport au Roi.
De Raad van State vraagt zich ook af of de uitdrukking « in de mate dat zij » aan het slot van de onderdelen 1° tot 4° van paragraaf 2, de betekenis heeft van het betrekkelijk voornaamwoord « die », in welk geval het beter zou zijn dat voornaamwoord te gebruiken, of een andere betekenis, die dan zou moeten worden gepreciseerd in het verslag aan de Koning.