- Interprété en ce sens qu'il autorise l
e Roi à prévoir, au profit de l'administration de la TVA, de l'enregistrement et des domaines, une retenue de crédits d'impôt valant saisie-arrêt conservatoire jusqu'à ce que le litige soit définitivement terminé soit par une décision administrative, soit par un jugement ou un arrêt coul
é en force de chose jugée, la condition requise par l'article 1413
du Code judiciaire étant censée remplie même ...[+++] quand la dette fiscale n'a pas les caractères requis par l'article 1415 de ce Code, l'article 76, § 1, alinéa 3, du Code de la taxe sur la valeur ajoutée, tel qu'il a été remplacé par la loi du 28 décembre 1992, viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'il aboutit à priver les personnes faisant l'objet d'une retenue de tout contrôle juridictionnel effectif sur la régularité et la validité de cette retenue et en ce qu'il ne permet pas au juge du fond, lorsque celui-ci considère que la créance de l'administration de la TVA, de l'enregistrement et des domaines est non fondée, d'ordonner la mainlevée de la retenue des crédits de TVA avant que sa décision soit revêtue de la force de chose jugée.- In die zin geïnterpreteerd dat het de Koning
toestaat, ten voordele van de administratie van de BTW, registratie en domeinen, te voorzien in een inhouding van belastingkredieten die geldt als bewarend beslag onder derden tot het geschil definitief wordt beëindigd bij wijze van een administratieve beslissing of bij wijze van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, waarbij de voorwaarde vereist door artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek wordt geacht vervuld te zijn, zelfs wanneer de belastingschuld niet de kenmerken vertoont vereist door artikel 1415 van dat Wetboek, schendt artikel 76, § 1, derde lid, van het Wetboek van
...[+++] de belasting over de toegevoegde waarde, in de versie ervan zoals vervangen bij de wet van 28 december 1992, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het ertoe leidt dat aan de personen die het voorwerp van een inhouding uitmaken, iedere daadwerkelijke rechterlijke toetsing van de regelmatigheid en geldigheid van die inhouding wordt ontzegd en in zoverre het de rechter in het geschil ten gronde onmogelijk maakt om, wanneer hij oordeelt dat de schuldvordering van de administratie van de BTW, registratie en domeinen ongegrond is, de inhouding van BTW-kredieten op te heffen voordat zijn beslissing kracht van gewijsde heeft.