Cet arrêt a ensuite critiqué la brieveté du délai de huit jours aux motifs que le justiciable « d'une part [...] n'a pas la maîtrise de la date d'envoi d'un courrier dont la réception déterminera pourtant le point de départ du délai et [...] ne contrôle pas le temps que prendra son organisme bancaire pour exécuter son ordre de paiement et transférer le montant requis sur le compte du bénéficiaire, que, d'autre part, le bon accomplissement de l'acte de procédure concerné ne dépend justement pas de l'ordre de paiement donné par le justiciable mais du crédit du compte bénéficiaire dans ces huit jours [...] » (point 41 de l'arrêt).
In dat arrest is vervolgens kritiek geleverd op de beperkte duur van de termijn van acht dagen, op de grond dat de rechtzoekende "enerzijds geen vat heeft op de verzendingsdatum v
an een schrijven waarvan de ontvangst nochtans bepaalt op welk tijdstip deze termijn ingaat, en geen controle heeft over de tijd die zijn bankinstelling erover doet om zijn betalingsopdracht uit te voeren en het vereiste bedrag op de rekening van de begunstigde over te schrijven, (...) terwijl anderzijds de correcte verrichting van de proceshandeling in kwestie niet afhangt van de door de rechtzoekende gegeven betalingsopdracht, maar van de vraag of de begunstig
...[+++]de rekening binnen deze acht dagen gecrediteerd is (...)" (punt 41 van het arrest).