Les viandes fraîches obtenues à partir d'animaux de l'espèce porcine vaccinés, abattus au cours de la période visée au paragraphe 1, sont munies de la marque de salubrité prévue par la Directive 2002/99/CE et sont stockées et transportées séparément des viandes non munies de ladite marque, puis sont acheminées dans des récipients hermétiquement clos jusqu'à un établissement désigné par l'Agence pour y subir un traitement conformément à l'annexe VII, partie A, point 1.
Vers vlees van gevaccineerde varkens die in de in paragraaf 1 bedoelde periode zijn geslacht, draagt het in Richtlijn 2002/99/EG vastgestelde keurmerk, wordt bij opslag en vervoer gescheiden gehouden van vlees zonder dat keurmerk en wordt vervolgens in verzegelde containers overgebracht naar een door het Agentschap aangewezen inrichting om daar een behandeling te ondergaan overeenkomstig bijlage VII, deel A, punt 1.