A l'exception de ceux qui ont obtenu une mention finale défavorable, les stagiaires judiciaires qui, au moment de l'entrée en vigueur de la présente loi, ont accompli le stage de trois ans qui donne accès à la fonction de magistrat du siège ou de magistrat du ministère public sont réputés détenir le certificat visé à l'article 259octies, § 3, alinéa 8, du Code judiciaire, tel que modifié par la présente loi.
Met uitzondering van diegenen die een ongunstige eindvermelding hebben verkregen, worden de gerechtelijke stagiairs die op het ogenblik van inwerkingtreding van deze wet de stage van drie jaar die toegang geeft tot het ambt van magistraat van de zetel of magistraat van het openbaar ministerie hebben doorlopen, geacht houder te zijn van het getuigschrift bedoeld in artikel 259octies, § 3, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij deze wet.