L'intervenant renvoie en outre à l'observation du Conseil d'État selon laquelle « en cas de non-prolongation dans le délai prévu, le fondement juridique pour l'application des peines à l'étranger disparaîtrait provisoirement à partir du 1 janvier 2014, de même qu'une partie importante du cadre juridique dans lequel cette application des peines s'inscrit » et « il est inadmissible — et, au demeurant, contraire aux normes supérieures — que soit créée la possibilité d'appliquer rétroactivement des dispositions relatives à des mesures coercitives ou à des sanctions » (doc. Sénat, nº 5-2411/1, p. 11).
Spreker verwijst verder naar de opmerking van de Raad van State waarin wordt gezegd dat « bij een niet tijdige verlenging zou vanaf 1 januari 2014 de juridische grondslag voor strafuitvoering in buitenland voorlopig wegvallen, alsook een belangrijk deel van het juridische kader waarbinnen die strafuitvoering plaatsvindt » en dat « het onaanvaardbaar is — en overigens strijdig met de hogere rechtsnormen — dat de mogelijkheid zou worden geschapen om retroactief toepassing te maken van bepalingen betreffende dwangmaatregelen of sancties » (stuk Senaat, nr. 5-2411/1, blz. 11).