L’argument de la société concernant les prix anormalement bas payés pour l’eau et l’électricité et les coûts de la main-d’œuvre faisant valoir qu’il ne s’agit pas d’intrants importants puisqu’au total, ils représentent seulement environ 14 % des coûts totaux liés à la production des matières premières a dû être rejeté, car ceux-ci sont considérés, séparément et en cumulé, comme un élément de coût suffisamment important pour avoir une incidence sur les coûts totaux de la société.
Het argument van de onderneming met betrekking tot de abnormaal lage prijzen die zij betaalt voor water, elektriciteit en arbeid, met name dat dit geen belangrijke productiemiddelen zijn omdat zij in totaal slechts ongeveer 14 % van de totale productiekosten van de grondstof vertegenwoordigen, moest worden verworpen aangezien deze productiemiddelen zowel afzonderlijk als samen worden beschouwd als een voldoende significant kostenelement om de totale kosten van de onderneming te beïnvloeden.