Le procureur du Roi, dans le cadre de l'information, et le juge d'instruction, dans le cadre de l'instruction, doivent assurer non seulement la légalité des moyens de preuve mais aussi la loyauté avec laquelle ils sont rassemblés (article 28bis, § 3, alinéa 2, et article 56, § 1, alinéa 2, du Code d'instruction criminelle).
De procureur des Konings en de onderzoeksrechter moeten, in het raam van respectievelijk het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, niet alleen instaan voor de wettigheid van de bewijsmiddelen, maar ook voor de loyaliteit waarmee ze worden verzameld (artikel 28bis, § 3, tweede lid, en artikel 56, § 1, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering).