Ainsi qu'il a été indiqué en B.6.3, le délai de quinze jours ouvrables prévu par la disposition attaquée est celui dont dispose le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides pour prendre une décision; dans le silence de la loi, l'on doit raisonnablement considérer que ce délai commence à courir au moment où le Commissaire général est saisi du dossier, de sorte qu'aucun risque d'arbitraire tenant au point de départ du délai ne saurait créer la différence de traitement que les parties requérantes dénoncent.
Zoals in B.6.3 werd aangegeven, is de termijn van vijftien werkdagen waarin de bestreden bepaling voorziet, die waarover de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen beschikt om een beslissing te nemen; door het stilzwijgen van de wet moet men redelijkerwijs ervan uitgaan dat die termijn begint te lopen op het ogenblik dat het dossier aanhangig wordt gemaakt bij de Commissaris-generaal, zodat geen enkel risico van willekeur inzake het aanvangspunt van de termijn aanleiding zou kunnen geven tot het verschil in behandeling dat de verzoekende partijen aanklagen.