Chaque État partie, à la demande de l'État qui requiert l'assistance ou de la Partie qui fournit l'assistance, s'efforce de faciliter le transit sur son territoire, à destination et en provenance de l'État qui requiert l'assistance, du personnel ayant dûment fait l'objet d'une notification, ainsi que du matériel et des biens utilisés pour l'assistance.
Op verzoek van de verzoekende Staat of de bijstandsverlenende partij tracht elke Staat die Partij bij dit Verdrag is, de doorgang over zijn grondgebied van naar behoren aangemelde leden van het personeel, uitrusting en goederen, betrokken bij de bijstandsverlening, naar en vanuit de verzoekende Staat te vergemakkelijken.