La part de l'euro dans les paiements en espèces s'établissait en moyenne aux alentours de 20% au terme de la journée du 2 janvier, de 40% au terme de la journée du 3, de 55% au terme de la journée du 4, de 66% au terme de la journée du 5, de 75% au terme de la journée du 7, de 85% au terme de la journée du 10, de 92% au terme de la journée du 12 et de 95% au terme de la journée du 16.
Het aandeel van de euro in de betalingen in contanten lag gemiddeld rond 20% aan het einde van 2 januari, rond 40% aan het einde van de derde, rond 55% aan het einde van de vierde, rond 66% aan het einde van de vijfde, rond 75% aan het einde van de zevende, rond 85% aan het einde van de tiende, rond 92% aan het einde van de twaalfde en rond 95% aan het einde van de zestiende.