Vertaling van "sont-elles envisagées contre les personnalités religieuses islamiques " (Frans → Nederlands) :

L. considérant que la possibilité de frappes aériennes dans l'est de la Syrie a été envisagée; que la réunion de l'OTAN du 5 septembre 2014 a vu se former une coalition contre l'État islamique; que le Service européen pour l'action extérieure (SEAE) est en train de mettre au point une stratégie régionale complète pour contrer la menace que représente l'État islamique; que le président Obama a dévoilé, le 10 septembre 2014, la stratégie des États-Unis pour combattre l'État islamique, qui comprend, entre autres, des raids aériens en continu contre des positions de l'EI "où qu'elles se trouvent", y compris en Syrie, un renforcement du soutien aux troupes alliées qui combattent l'EI sur le terrain et une intensification des opérations de lutte contre le terrorisme visant à priver le groupe de ses financements; que la Ligue arabe s'est engagée à renforcer sa coopération pour vaincre l'État islamique en Syrie et en Iraq;
L. overwegende dat de mogelijkheid is geopperd luchtaanvallen uit te voeren in het oosten van Syrië; overwegende dat tijdens de NAVO-vergadering van 5 september 2014 een anti-IS-coalitie tot stand is gebracht; overwegende dat de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) momenteel werkt aan een alomvattende regionale strategie om de bedreiging die van IS uitgaat te bestrijden; overwegende dat de president van de VS Barack Obama op 10 september zijn strategie ter bestrijding van IS heeft onthuld, die onder meer een systematische campagne van luchtaanvallen tegen IS-doelen omvat "waar deze zich ook bevinden", inclusief in Syrië, evenals meer steun voor geallieerde grondtroepen die IS bestrijden en intensievere terrorismebestrijdingsacties met als doel de financiering van de groep af te snijden; overwegende dat de Arabische Liga zich heeft verbonden tot sterkere samenwerking om IS in Syrië en Irak ten val te brengen;

107. souligne notamment l'importance d'engager un dialogue constructif avec l'Organisation de la conférence islamique (OCI) à ce sujet; demande au Conseil et à la Commission de prêter une attention toute particulière au respect du droit à la liberté de religion ou de conviction dans les pays candidats et dans les pays visés par la politique européenne de voisinage, en particulier à la lumière du printemps arabe; exprime ses vives inquiétudes au sujet du nombre croissant d'actes de discrimination et d'intolérance religieuses commis dans divers pays; condamne catégoriquement tous les actes de violence contre les chrétiens, les juifs, les musulmans et les autres communautés religieuses ainsi que toutes les formes de discrimination et d'intolérance fondées sur la religion et la croyance, à l'égard des populations religieuses, des apostats et des non-croyants; souligne une nouvelle fois que le droit à la liberté de pensée, de conscience et de religion est un droit de l'homme fondamental ; reconnaît qu'il est de plus en plus nécessaire de transformer les conflits et d'engager des efforts de réconciliation dans un certain nombre de pays, incluant un dialogue interreligieux à divers niveaux, et invite instamment l'Union et la HR/VP Ashton à aborder la question des contenus discriminatoires et offensants, entre autres dans les médias, et celle des obstacles qui entravent la libre expression de la foi, dans le cadre du dialogue qu'elle(s) entretien(nen)t avec les pays tiers dans le contexte des initiatives de l'Union sur les droits de l'homme; estime que dans les pays tiers où les minorités religieuses sont confrontées à des violations de leurs droits, de tels problèmes ne peuvent être résolus par une protection et un isolement de ces minorités «vis-à-vis» des sociétés qui les entourent, créant ainsi des «sociétés parallèles»; invite instamment le SEAE et les États membres de l'Union, à la lumière des récents événements dans des pays tels que le Nigeria, l'Égypte et l' ...
107. wijst in het bijzonder op het belang van het aangaan van een constructieve dialoog met de Islamitische Conferentie Organisatie (ICO) daaromtrent; roept de Raad en de Commissie op om bijzondere aandacht te besteden aan de uitvoering van het recht op vrijheid van religie of overtuiging in kandidaat-lidstaten en ENB-landen, met name tegen de achtergrond van de Arabische Lente; drukt zijn diepe bezorgdheid uit over het toenemende aantal uitingen van religieuze onverdraagzaamheid en discriminatie in verscheidene landen; veroordeelt alle vormen van geweld tegen christenen, joden, moslims en andere religieuze gemeenschappen krachtig, alsook alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van religie en overtuiging jegens gelovigen, geloofsafvalligen en ongelovigen; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is ; erkent in een aantal landen de groeiende behoefte aan conflicttransformatie en verzoeningspogingen, met inbegrip van interreligieuze dialoog op verschillende niveaus, en dringt er bij de EU en hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton op aan om discriminerende en opruiende inhoud, bijv. in de media, en belemmeringen voor de vrije belijdenis van een geloof aan te pakken in hun dialogen met derde landen, in het kader van EU-initiatieven inzake mensenrechten; is van mening dat in derde landen waar religieuze minderheden te maken krijgen met schendingen van hun rechten, de problemen niet opgelost kunnen worden door hen te beschermen en ze te isoleren van de omringende samenlevingen en zo „parallelle samenlevingen” te creëren; spoort de EDEO en de EU-lidstaten in het kader van de recente gebeurtenissen in landen als Nigeria, Egypte en Indonesië aan om concrete maatregelen te treffen om het ontstaan van een spiraal van geweld te helpen voorkomen;

103. souligne notamment l'importance d'engager un dialogue constructif avec l'Organisation de la conférence islamique (OCI) à ce sujet; demande au Conseil et à la Commission de prêter une attention toute particulière au respect du droit à la liberté de religion ou de conviction dans les pays candidats et dans les pays visés par la politique européenne de voisinage, en particulier à la lumière du printemps arabe; exprime ses vives inquiétudes au sujet du nombre croissant d'actes de discrimination et d'intolérance religieuses commis dans divers pays; condamne catégoriquement tous les actes de violence contre les chrétiens, les juifs, les musulmans et les autres communautés religieuses ainsi que toutes les formes de discrimination et d'intolérance fondées sur la religion et la croyance, à l'égard des populations religieuses, des apostats et des non-croyants; souligne une nouvelle fois que le droit à la liberté de pensée, de conscience et de religion est un droit de l'homme fondamental; reconnaît qu'il est de plus en plus nécessaire de transformer les conflits et d'engager des efforts de réconciliation dans un certain nombre de pays, incluant un dialogue interreligieux à divers niveaux, et invite instamment l'Union et la HR/VP Ashton à aborder la question des contenus discriminatoires et offensants, entre autres dans les médias, et celle des obstacles qui entravent la libre expression de la foi, dans le cadre du dialogue qu'elle(s) entretien(nen)t avec les pays tiers dans le contexte des initiatives de l'Union sur les droits de l'homme; estime que dans les pays tiers où les minorités religieuses sont confrontées à des violations de leurs droits, de tels problèmes ne peuvent être résolus par une protection et un isolement de ces minorités "vis-à-vis" des sociétés qui les entourent, créant ainsi des "sociétés parallèles"; invite instamment le SEAE et les États membres de l'Union, à la lumière des récents événements dans des pays tels que le Nigeria, l'Égypte et l'I ...
103. wijst in het bijzonder op het belang van het aangaan van een constructieve dialoog met de Islamitische Conferentie Organisatie (ICO) daaromtrent; roept de Raad en de Commissie op om bijzondere aandacht te besteden aan de uitvoering van het recht op vrijheid van religie of overtuiging in kandidaat-lidstaten en ENB-landen, met name tegen de achtergrond van de Arabische Lente; drukt zijn diepe bezorgdheid uit over het toenemende aantal uitingen van religieuze onverdraagzaamheid en discriminatie in verscheidene landen; veroordeelt alle vormen van geweld tegen christenen, joden, moslims en andere religieuze gemeenschappen krachtig, alsook alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van religie en overtuiging jegens gelovigen, geloofsafvalligen en ongelovigen; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is; erkent in een aantal landen de groeiende behoefte aan conflicttransformatie en verzoeningspogingen, met inbegrip van interreligieuze dialoog op verschillende niveaus, en dringt er bij de EU en hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton op aan om discriminerende en opruiende inhoud, bijv. in de media, en belemmeringen voor de vrije belijdenis van een geloof aan te pakken in hun dialogen met derde landen, in het kader van EU-initiatieven inzake mensenrechten; is van mening dat in derde landen waar religieuze minderheden te maken krijgen met schendingen van hun rechten, de problemen niet opgelost kunnen worden door hen te beschermen en ze te isoleren van de omringende samenlevingen en zo "parallelle samenlevingen" te creëren; spoort de EDEO en de EU-lidstaten in het kader van de recente gebeurtenissen in landen als Nigeria, Egypte en Indonesië aan om concrete maatregelen te treffen om het ontstaan van een spiraal van geweld te helpen voorkomen;

Dans la pratique, les communautés religieuses non islamiques continuent de se heurter à des obstacles de taille: elles n’ont pas la personnalité juridique, elles ont des droits limités en matière de propriété et font l’objet d’ingérences dans la gestion de leurs associations, de même qu’elles ne sont pas autorisées à former de nouveaux prêtres.
In de praktijk blijven niet-islamitische religieuze gemeenschappen ernstige problemen ondervinden: ze hebben geen juridische rechtspersoonlijkheid, hebben te maken met beperkte eigendomsrechten en bemoeienis in het beheer van hun stichtingen, en mogen geen geestelijken opleiden.

28. attire l'attention sur le problème des femmes kamikazes et souligne que le viol en tant qu'arme de guerre concerne toutes les femmes – quelles que soient leurs différences ethniques, religieuses et idéologiques; que les femmes victimes d'un viol sont stigmatisées sur le plan social et exclues – voire même tuées; qu'au Sri Lanka, elles sont enrôlées par les LTTE (les Tigres de libération de l'Eelam tamoul) pour commettre des attaques suicides; qu'en Tchétchénie, elles sont souvent contraintes à commettre ces attaques suicides car, ayant été violées, elles ont perdu "leur droit à la vie et leur vertu", bien qu'elles soient plus vulnérables à ce type de violence – et aussi pour se venger sur "l'ennemi" du "déshonneur" qui leur a ainsi été infligé; que ce phénomène ne tient pas à l'islam, mais au rôle traditionnel et à la valeur des femmes, à savoir leur virginité (qui existe aussi dans des sociétés non islamiques); qu'il s'agit en outre d'une forme de résistance contre leur rôle et leurs attentes traditionnels dans une société dominée par les hommes;
28. vestigt de aandacht op het probleem van vrouwelijke plegers van zelfmoordacties en beklemtoont dat verkrachting als oorlogswapen alle vrouwen kan treffen, ongeacht hun etnische, religieuze en ideologische verschillen; merkt op dat vrouwen die het slachtoffer zijn van verkrachting op sociaal vlak worden gestigmatiseerd, uitgesloten of zelfs gedood; wijst erop dat zij in Sri Lanka door de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam) worden gerekruteerd voor het plegen van zelfmoordaanslagen en dat ze in Tsjetsjenië vaak worden gedwongen tot het tegen hun wil plegen van zelfmoordaanslagen; stelt vast dat ze, omdat ze zogenaamd "hun recht op leven en hun deugd" hebben verloren, kwetsbaarder zijn voor dat type geweld, ook om zich te wreken op "de vijand" voor de "oneer" die hun hiermee is aangedaan; merkt op dat dit verschijnsel niets te maken heeft met de islam, maar samenhangt met de traditionele rol en de waarde die aan vrouwen en hun maagdelijkheid wordt toegekend (wat ook in niet-islamitische samenlevingen voorkomt); stelt vast dat het bovendien een vorm van verzet is die indruist tegen hun traditionele rol en verwachtingen in een door mannen gedomineerde maatschappij;

2. Des sanctions sont-elles envisagées contre les personnalités religieuses islamiques qui poussent les fanatiques intégristes à commettre de scandaleux attentats?
2. Worden sancties overwogen ten aanzien van religieuze islamitische prominenten die fundamentalistische fanatici tot het plegen van die schandalige aanslagen aanzetten?