Par la seconde question préjudicielle, le juge a quo souhaite savoir si la différence de traitement qui existe, par suite de l'article 3, § 5, alinéa 3, de la loi relative aux baux à loyer, entre des baux qui ont été conclus avant l'entrée en vigueur de cette disposition, selon qu'il s'agit d'un bail oral ou d'un bail écrit, est ou non compatible avec le principe d'égalité et de non-discrimination.
Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of het verschil in behandeling dat ingevolge artikel 3, § 5, derde lid, van de Woninghuurwet bestaat tussen huurovereenkomsten die werden gesloten vóór de inwerkingtreding van die bepaling, al naargelang het een mondelinge huurovereenkomst of een schriftelijke huurovereenkomst betreft, al dan niet bestaanbaar is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.