I. considérant que 7,5 millions de jeunes gens, soit 12,9 % des jeunes européens âgés de 15 à 24 ans, ne poursuivent pas d'études, ne travaillent pas et ne suivent aucune formation, et que les coûts de ce phénomène s'élèvent à 1,2 % du PIB de l'Union, et que plus de 30 % des chômeurs de moins de 25 ans dans l'Union européenne le sont depuis plus de 12 mois; que le taux de femmes ne poursuivant pas d'études, ne travaillant pas et ne suivant aucune formation et âgées de 15 à 24 ans est passé de 12,9 % en 2009 à 13,4 % en 2011 (pour les hommes de la même tranche d'âge, ce taux est passé de 12,4 % à 12,9 %);
I. overwegende dat het aantal NEET-jongeren (jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen werk hebben) 7,5 miljoen bedraagt, ofwel 12,9% van de Europese jongeren tussen de 15 en 24 jaar, dat de daardoor veroorzaakte kosten oplopen tot 1,2% van het BBP van de EU en dat meer dan 30% van de werklozen onder de 25 jaar in de EU al langer dan 12 maanden werkloos is; overwegende dat het percentage NEET-vrouwen tussen de 15 en 24 jaar is opgelopen van 12,9% in 2009 tot 13,4% in 2011 (tegen een stijging van dit percentage onder mannen tussen de 15 en 24 jaar van 12,4% tot 12,9%);