E. considérant que l'article 85 du traité CE fait obligation à la Commission de veiller à l'application des articles 81 et 82 du traité en ce qui concerne le droit de la concurrence; que le traité contient d'autres bases juridiques pouvant contribuer à l'application effectiv
e de ces principes, entre autres les articles 65, 83, 95, 153 et 308; que, selon la Cour de justice, en l'absence de dispositions communautaires régissant le droit des victimes de réclamer des dommages-intérêts auprès des juridictions nationale
s, il appartient au système juridique de chaque ...[+++] État membre de désigner les juridictions compétentes et d'établir des règles de procédures détaillées régissant les actions en défense des droits reconnus aux individus par la législation communautaire, à condition que ces règles ne soient pas moins favorables que celles régissant des actions analogues au plan national (conformément au principe d'équivalence) et qu'elles ne rendent pas pratiquement impossible ou excessivement difficile l'exercice de droits reconnus par la législation communautaire (conformément au principe d'efficacité),E. overwegende dat de Commissie krachtens artikel 85 van het EG-Verdrag moet zorgen voor de toepassing van de beginselen die in de artikelen 81 en 82 van het Verdrag zijn neergelegd met betrekking tot het mededingingsrecht; voorts overwegende dat het Verdrag nog in een aantal andere rechtsgrondslagen voorziet die de effectieve toepassing van deze beginselen kunnen helpen bevorderen, zoals de artikelen 65, 83, 95, 153 en 308; tevens overwegende dat het Hof van Justitie van oordeel is dat het bij gebreke van een Gemeenschapsregeling inzake het recht van gelaedeerden om schadevergoeding te eisen een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat is om de bevoegde rechter aan te wijzen en gedetailleerde procesregels te geven voor re
chtsvorder ...[+++]ingen die ertoe strekken de rechten te beschermen die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het Gemeenschapsrecht ontlenen, voor zover deze regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke vorderingen naar nationaal recht gelden (overeenkomstig het gelijkwaardigheidsbeginsel), en voor zover ze de uitoefening van de door het Gemeenschapsrecht verleende rechten in feite niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (overeenkomstig het doeltreffendheidsbeginsel),