L'évaluation de la fertilité, de l'aptitude au vêlage et de la longévité doit reposer respectivement sur les données relatives à la fécondation (par exemple, taux de non-retour), aux résultats de vêlage et à l'âge fonctionnel [par exemple, « taux de présence à un âge donné » (stayability), âge de réforme, durée de vie productive].
Indien gegevens over de vruchtbaarheid, het afkalfverloop en de levensduur worden beoordeeld, moet dit gebeuren aan de hand van gegevens over respectievelijk de bevruchting (bij voorbeeld het non-return percentage), de geboorteregistratie en de functionele levensduur (bij voorbeeld stayability, leeftijd bij afvoer, periode van produktiviteit).