L'existence d'un tel médiateur, souligne le Comité, aurait pour vertus : a) de compléter la directive dont on ne peut attendre qu'elle donne précisément instruction pour toutes les situations susceptibles d'être éprouvées par le patient; b) de prolonger de manière certes imparfaite, mais réelle tout de même, le dialogue médecin/patient qui est au fondement de toute pratique médicale de qualité.
Het Comité benadrukt verder : « een dergelijke bemiddelaar zou a) voor een aanvulling kunnen zorgen van de wilsverklaring; men kan immers niet verwachten dat deze uitsluitsel biedt voor alle situaties waarin de patiënt kan terechtkomen, b) bovendien kan de vertrouwenspersoon de dialoog tussen arts en patiënt voortzetten op een wijze die weliswaar onvolkomen is, maar toch als reëel kan worden beschouwd».