Sauf application du paragraphe 2, le ministre de la Justice peut, par décision délibérée en Conseil des ministres, porter les faits allégués à la connaissance de l'État sur le territoire duquel l'infraction a été commise et, sauf si les faits ont été commis sur le territoire du Royaume, de l'État de la nationalité de l'auteur présumé ou de l'État sur le territoire duquel l'auteur présumé se trouve.
Behoudens de toepassing van paragraaf 2, kan de minister van Justitie, op grond van een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de aangevoerde feiten ter kennis brengen van de Staat op het grondgebied waarvan het misdrijf is gepleegd en, behoudens in de gevallen waar de feiten in België werden gepleegd, bij de Staat waarvan de vermoedelijke dader de nationaliteit heeft, of op het grondgebied waarvan de vermoedelijke dader zich bevindt.