Le juge a quo demande si l'article 44, § 1, 2, de la loi du 29 mars 1962 organique
de l'aménagement du territoire et de l'urbanisme (ci-après : la loi organique de l'urbanisme), l'article 42, § 1, 2°, du décret de la Région flamande relatif à l'aménagement du territoire, coordonné
le 22 octobre 1996 (ci-après : le décret relatif à l'aménagement du territoire 1996), et l'article 99, § 1, alinéa 1, 4° et alinéa 5, du décret de la Région flamande du 18 mai 1999 portant organisation de l'aménagement du territoire (ci-après : le décret rel
...[+++]atif à l'aménagement du territoire 1999) violent le principe de légalité en matière pénale, combiné ou non avec le principe d'égalité et de non-discrimination, en ce que ces dispositions n'auraient pas un contenu normatif suffisant pour pouvoir définir une infraction.De verwijzende rechter vraagt of artikel 44, § 1, 2, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw (hierna : de stedenbouwwet), artikel 42, § 1, 2°, van het decreet van het Vlaamse Gewest betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 (hierna : het decreet ruimtelijke ordening 1996), en artikel 99, § 1, eerste lid, 4°, en vijfde lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (hierna : decreet ruimtelijke ordening 1999) een schending inhouden van het wettigheidsbeginsel in
strafzaken, al dan niet in samenhang geleze ...[+++]n met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, doordat die bepalingen geen voldoende normatieve inhoud zouden hebben om een misdrijf te kunnen definiëren.